Kennisgeving aan de regering

Bij Koninklijk Besluit goedgekeurde statuten uit 1894

Inleiding

De Bond van Vrije Christelijke Gemeenten in Nederland, gevestigd te Dordrecht, (in 1923 werd de naam Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland aangenomen) vroeg in 1894 erkenning bij de regering aan. Daartoe werden statuten opgesteld, die in 1894 bij Koninklijk Besluit werden goedgekeurd door koningin Emma. Deze statuten werden op een los blad uitgegeven, dat gevoegd kon worden bij de uitgave van de Beginselen en statuten van 1888. De tekst van deze statuten is ook verschenen in het eerste Jaarboekje van de Bond in 1900. De concepttekst van deze statuten is te vinden in het Notulenboek van de Bond, 172-174. Het dossier van het Koninklijk Besluit bevindt zich in het Nationaal Archief te Den Haag, dossiernr. 3698 (onder verenigingen, gevestigd te Dordrecht). De betrokken minister van justitie H.J. Smidt (1831-1917), die de aanvraag van de Bond behandelde, was minister van justitie in het kabinet-Van Tienhoven (1891-1894).

Statuten

Art. 1. Naam. Er bestaat eene vereeniging van vrije Chris­telijke gemeenten in Nederland, welke zelf rechtspersoonlijkheid bezitten, die volgens de grondbeginselen des Christendoms, tijdens de Apostelen en daarna geloofd en beleden, met behoud van eigen naam en eigen autonomie, zich hebben vereenigd tot een Bond van vrije Christelijke gemeenten in Nederland.

Art. 2. Grondslag. De grondslag van genoemden bond is die der Christelijke Gemeente: Jezus Christus, Gods Zoon, zooals Hij in het Oude Testament is beloofd en in het Nieuwe Testament is geopenbaard, als het Hoofd der Gemeente en de Heiland der wereld.

Art. 3. Doel. Het doel van den in artikel 1 genoemden bond is:

a. met erkenning van en onderwerping aan ons eenig en eeuwig Hoofd Jezus Christus, elkaar zedelijk en maatschappelijk te helpen en te steunen;

b. door Christelijken omgang en samenkomsten en door het verspreiden van Christelijke geschriften en bladen, uitwendig te vereenigen, wat inwendig één is;

c. zooveel mogelijk samen te werken, vooral in het werk der zending en der opleiding tot den H. Dienst, door het verleenen van steun aan zendelingen en aan jonge menschen die zich voor den H. Dienst voorbereiden;

d. met behoud van ieders eigenaardigheid en vrijheid door broederlijke vermaning te waken tegen verbrokkeling en verscheuring;

e. vacante gemeenten, des begeerd, naar vermogen te helpen in de vervulling van de herderlijke diensten;

f. zich te onthouden van kerkisme en al wat op synodalen dwang gelijkt, door de autonomie van iedere gemeente te erkennen en te handhaven.

Art. 4. Zetel. De zetel der vereeniging is te Dordrecht.

Art. 5. Middelen van bestaan. Middelen van bestaan worden gevonden uit collecten in de gemeenten, vrijwillige giften, legaten en erfstellingen. Het comité is met het beheer belast en doet jaarlijks verslag. Vanwege de jaarvergadering wordt de financiëele toestand door eene vanwege de vergadering benoemde commissie nagezien, die, na goedkeuring, de rekening en verantwoording déchargeert.

Art. 6. Comite. Uit en vanwege de verbondene gemeenten bestaat een comité van minstens zes leden, belast met de werkzaamheden, die het door den bond worden opgedragen. Het wordt door stemgerechtigde afgevaardigden voor de jaarverga­dering van den bond gekozen. Jaarlijks treedt een-derde der leden af, die terstond herkiesbaar zijn. Het comité vergadert [2] zoo dikwijls het dit noodig oordeelt. Werkzaamheden worden onderling verdeeld.

Het bestaat thans uit:

Johannes Gesinus Smitt, predikant te Amsterdam;

Pieter van Paassen, predikant te Franeker;

Gerrit Willem van Leussen, predikant te de Leije (Leeuwarderadeel);

Arend Mooy, predikant te Ermelo;

Dirk Bokma, onderwijzer te Dordrecht;

Marinus Mooy, predikant te Dordrecht.

Art. 7. Vergaderingen. Minstens eenmaal in het jaar vergadert de Bond van vrije Christelijke gemeenten, ter plaatse vooraf te bepalen. Alle leden van de verbonden gemeenten hebben daar vrijen toegang. Iedere gemeente zendt minstens één afgevaardigde, om, gemachtigd namens de gemeente, stem uit te brengen. Op deze vergadering doet het comité verslag van het afgeloopen jaar. Het stemmen geschiedt bij gesloten briefjes. Benoemingen hebben plaats bij meerderheid van stemmen, zijnde minstens ééne stem meer dan de helft der stemgerechtigde leden der vergadering.

Art. 8. Leden. Tot den bond kunnen ook leden aangenomen worden van plaatsen, waar geene tot den bond behoorende gemeenten bestaan. Zij moeten door minstens twee leden van tot den bond behoorende gemeenten voorgesteld worden. Voor gemeenten geldt dezelfde regel.

Art. 9. Huishoudelijke zaken. Voor alles wat tot de goede orde van een zedelijk lichaam behoort, en dat niet in deze statuten opgenomen is, bestaat er een huishoudelijk reglement.

Art. 10. Wijzigingen. Wijzigingen kunnen in deze statuten niet gemaakt worden, dan volgens besluit der jaarvergadering en behoudens goedkeuring der Regeering. Art. 1 en 2 blijven onveranderd.

Art. 11. Ontbinding der vereeniging. Bij eventuëele ontbinding der vereeniging, waartoe alleen met tweederde der afgevaardigden van verbonden gemeenten, in eene daartoe belegde vergadering kan worden besloten, worden de bezittingen derzelve onder de aan den bond behoorende gemeenten gelijkelijk verdeeld, met inachtneming van het voorschrift van art. 1702 Burgerlijk Wetboek.

Art. 12. Duur der vereeniging. De vereeniging wordt opgericht voor den tijd van negen en twintig jaren, ingaande met den datum der rechtserkenning.

(Volgen de onderteekeningen).

Goedgekeurd bij Koninklijk besluit dd. 20 Januari 1894 n°. 17, (Staatsbl. n°. 76.)

Mij bekend,

De Minister van Justitie, smidt.